Rubrieken: |
24 |
25 |
26 |
27 |
28 |
30 |
31 |
32 |
33 |
29 |
45 |
© a platvoet |
33 |
34 |
35 |
36 |
37 |
38 |
39 |
Platvoet in Groningen |
Redgerrecht.
Vanaf 1361 vinden in Groningen gedurende enkele jaren bijeenkomsten plaats van de Upstalboom (of opstalboom): een vergadering (of warf) van grietmannen uit Friesland en het Westerkwartier en redgers (lett. raadgevers) uit de Ommelanden en Oost-Friesland, bedoeld om de onderscheidene rechtsregels op elkaar af te stemmen en daarmee de rechtszekerheid van de inwoners van deze gebieden te vergroten. De vergadering dient tevens als beroepsinstantie. · Upstalboom: genoemd naar de oorspronkelijke vergaderplaats (steeds op dinsdag voor Pinksteren) van vertegenwoordigers van de 'zeven vrije Friese zeelanden', te weten in de open lucht op een door eiken omzoomd terrein ten westen van Aurich in Oost-Friesland. De eerstbekende bijeenkomst vindt plaats in 1156. De Upstalboom vormde in zekere zin ook een bondgenootschap, gericht tegen vreemde indringers die de 'Friese vrijheid' zouden willen aantasten. · Tot de zeven Friese zeelanden worden onder meer gerekend West-Friesland, Westerlauwers Friesland, Oosterlauwers Friesland (de Ommelanden) en Oost-Friesland. De andere liggen nog verder oostelijk. De Friese zeelanden zijn nog verdeeld in de zeven banen en de zeven plompeblêden (bladeren van de gele plomp) van de provinciaal Friese vlag. (Zie ook par. 104.) · Redgers en grietmannen 'slijten hun redgerrecht' in een rechtstoel, een min of meer omvangrijk gebied, waarin zij - in beginsel bij ommegang (toerbeurt) - zijn aangewezen door de eigenaren van de zgn. 'edele heerden', boerderijen met een bepaalde omvang (vanaf plm. 15 ha). De kleinste rechtstoel omvat slechts een enkele boerderij: het Platvoetshuis bij Dorkwerd; de grootste telt meer dan 100 edele heerden. (Bron: www.grunn.nl/historie het compendium Een Stoere Stad, de stadsgeschiedenis van Groningen door drs K.Feringa, Enschede).
|
Richter van Platvoetshuis
In de inventaris van het archief van de hervormde gemeenten Wetsinge, Sauwerd en Wetsinge-Sauwerd, 1683-1969 (Groninger Archieven), zijn ook 3 van dergelijke aktes te vinden. |
Kolde ovent en Platvoetshuis
In 1955 schrijft Dr. W J Formsma in 'De Warf', het cultureel maandblad voor Groningen het navolgende artikel.
Dichtbij het Reitdiep, even ten noorden van Dorkwerd, ligt een boerderij de Kolde hoeve geheten. Op het eerste gezicht geen vreemde naam, al zou men er over kunnen gaan peinzen, waarom men niet op zijn Hollands Koude hoeve schrijft. Ook zou men zich af kunnen vragen, of het hier zoveel kouder is dan elders, dat de boerderij er naar benoemd moest worden. Levert dus het eerste gedeelte van de naam stof voor enige bespiegelingen, het tweede deel schijnt volkomen duidelijk, al klinkt hoeve wat modern naast het oud-Groningse heerd. Toch heeft juist dit “hoeve” zich in de loop der eeuwen ontwikkeld uit een geheel ander woord. Wij zijn namelijk zo gelukkig iets meer van deze boerderij af te weten dan van de meeste andere, doordat zij met het nabij gelegen Platvoetshuis lange tijd eigendom is geweest van de Ommelanden. In de rekeningen van de rentmeester is de geschiedenis terug te vervolgen tot de aankoop toe in 1634. Dan heet ze Kolde ovent. Ons vermoeden, dat we hier te maken hebben met een koude oven (in het Gronings ovent), een buiten gebruik gestelde steenoven, krijgt enige steun, wanneer we in een stuk van 1587 lezen dat Harmen Clants heerd te Platvoetshuis met de huisstede en ticheldobben wordt opgemeten.
Het Platvoetspad loopt nu van de Paddepoelsterweg tot de gemeentegrens langs het Van Starkenborghkanaal. Het pad voert naar het vroegere rechtsgebied van het Platvoetshuis, slechts bestaande uit een enkele boerderij en een herberg met bijbehorende landerijen. In het pad, over het Reitdiep, ligt de Platvoetbrug. De boerderij Platvoet is nog gelegen aan de E.H. Woltersweg in Dorkwerd. De herberg, ook aan het Reitdiep, is bij het graven van het Van Starkenborghkanaal, geopend in 1938, verdwenen. Het Platvoetshuis was de kleinste rechtstoel in de Ommelanden.
|
Op de kaart van Aquart uit 1867, uitgegeven door Hugo Suringar te Leeuwarden, staat De Platvoet vermeldt op het grondgebied van Adorp aan de westkant van het Reitdiep, boven Dorkwerd. |
Later is hier het Starkenborghkanaal gegraven, geopend in 1938. De herberg is toen afgebroken. De boerderij ligt nu aan de E H Woltersweg in Dorkwerd. Vandaar loopt het geasfalteerde Platvoetspad over de Platvoetbrug over het Reitdiep. Het pad is nu 1,5 kilometer lang en wordt door fraaie eiken geflankeerd.
|
Starkenborghkanaal |
2005, Platvoetspad |
2005, Platvoetbrug |
Bij Dorkwerk in de gemeente Groningen is het Platvoetspad en de Platvoetbrug te vinden. Beide verwijzen naar De Platvoet, of de Platvout, zoals ze de naam daar uitspreken. “Het Platvoetshuis plagt een staand redgerregt te zijn, behorende in den laatste tijd aan de Ommelanden.”
In de Middeleeuwen omvatte het Duitse Rijk in grote lijnen het huidige West- en Midden-Europa. Het hoogste gezag berustte bij de keizer, maar omdat dit gebied veel te groot was om alleen te besturen, stelde hij overal in zijn rijk hooggeplaatste edelen en kerkvorsten aan als lokale gezaghebbers. In Groningen, Drenthe en Overijssel was dit wereldlijk gezag in handen van de bisschop van Utrecht. Er bestonden nog geen gemeenten. Er waren alleen steden met stadsrechten en de rest was platteland. De steden werden bestuurd door de magistraat. Op het platteland was het hoogste gezag in handen van drosten of grietmannen en richters. De drost was belast met de rechtspraak en met bestuurlijke taken als uitvoering van wetten, de handhaving van de openbare orde en veiligheid en de inning van belasting. Onder de drost stonden richters die een deel van zijn taak uitvoerden. Het gebied waarvoor een richter verantwoordelijk was, heette een richterambt. Samen met de drost vormden de richters het bestuursapparaat van de provincie. Groter hoefde dat apparaat ook niet te zijn, omdat de taken van de overheid nog maar zeer beperkt waren. Alle andere gemeenschappelijke taken binnen een richterambt werden geregeld door de marken. Het bestuur van een marke was in handen van de grondbezitters. Dat konden zowel edelen zijn als vrije boeren of rijke burgers uit de stad met grondbezit in de marke. De grondbezitters beslisten in de markevergadering met meerderheid over onderhoud van wegen en sloten, gebruik van gemeenschappelijk grondbezit en zaken als lager onderwijs, ondersteuning van de armen en godsdienstonderricht. Voorzitter van het markebestuur was de markerichter.
|
41 |
43 |
44 |
46 |
42 |
45 |
40 |