© a platvoet

Tekstvak:

10

Rubrieken:

11

12

13

14

15

16

Platvoet in the USA

Tekstvak:

De heerlijkheid van

Broechem of Cleerwijc

Ten oosten van Leuven ligt het Hageland, een bosrijk heuvellandschap met veel historische dorpen. In dit gebied heeft de familie Platvoet ook meerdere sporen achter gelaten. In de Vlaamse Stam, jaargang 1971, p.129, bewerkt door P. Potargent, Nieuwe bijdragen tot de geschiedenis van Sint-Pieters-Rode deel 1.5. De heerlijkheid van Broechem of Cleerwijc, vinden we een leuke bijdrage voor onze familiegeschiedenis.

Cleerbeek te Houwaard, gebouwd in 1648, op fotos uit 1930 en 2004.

In de onmiddellijke nabijheid van de Winge, onder de Roeselberg, en het huidige kasteel de Troostembergh, kunnen we nog een belangrijke heerlijkheid situeren die tot aan de Franse revolutie is blijven voortbestaan. Een oudste aanduiding omtrent deze heerlijkheid is wel de naam, die ongetwijfeld op een Frankische oorsprong wijst. Dit is echter voer voor de toponymiespecialisten. Een eerste vaste datum omtrent het bestaan van hoeven te Cleerwijck en Broechem vinden we in het Cart. van Gemp, rond de jaren 1289, 1317 en 1389.
Het is niet mogelijk geweest te achterhalen of oorspronkelijk Cleerwijc en Broechem afzonderlijke grondheerlijkheden zijn geweest. Feit is dat uit een charter van 1443 uit het archief de Troostembergh Cleerwijc gekend is als een heerlijkheid met laathof. Immers, Philips van Bourgondië laat toe dat een laathof wordt opgericht met zeven laten en een meijer: "Philips bij der gratie Gods hertog van Bourgondië, van Lotharingen, van Brabant etc... doen cont allen lieden, want onse geminde Jan Lonijs ons heeft ghetoent hoe dat hij tot St-Pieters-Rode in onser meijerij van Libbeke liggende heeft een hoff te Cleerwijck indewelcke hij ende sijn vorouders van oude gehadt hebben eenen meijer die met seven laten gewoonte is te hebben, te keren bedrijf van heerlijckheden als van erven ent onterven..”.
Zoals blijkt uit de aangehaalde tekst moet er reeds lang voordien een heerlijkheid met laathof bestaan hebben. Na deze bevestiging door Philips heeft dit hof er ononderbroken bestaan.
Sporen van een hof of "curtis' vinden we reeds in 1239 en 1317 (Cart. Gemp). De toenmalige eigenaar was Willem de Lobehaze, die ten volle cijnsplichtig was aan Gemp. In 1369 is de heerlijkheid in handen van de Leuvense
familie Platvoet, ridders (Arch. Park Lib.R.S.T.P. 1369, Cart. Gemp 333) Naast de Leuvense familie Platvoet bezit de abdij van Park allodiale goederen in deze heerlijkheid.
Leenman van
Platvoet en Park was, voor 1369, Jan van Lantwijck (Lib.R.S.P. pag. 248).
Zoals van Duffle, blijkens Parks archief verwant is aan Lantwijck, behoort tot het Leuvense geslacht vander Calstren, zo behoort ook
Platvoet tot hetzelfde geslacht, zoals trouwens ook Pinnock en schijnt het bezit der heerlijkheden en allodiale gronden te Rode grotendeels in handen te zijn geweest van de vander Calstren-clan.

Jan Platvoet, waarvan sprake in het boek over St-Pieters-Rode uit het Parkarchief, heeft te Leuven een politiek zeer bewogen leven gehad, dat trouwens brutaal eindigde. De laatste helft van de 14 de eeuw werd te Leuven gekenmerkt door hevige sociale troebelen, die we in hun eenvoudigste vorm zouden kunnen herleiden tot de strijd tussen de bezittende- en de arbeidende klasse voor medezeggenschap in het stadsbestuur. Aan de ene zijde stond de clan vander Calstren met de Leuvense geslachten, aan de andere Pieter Coutereel met het volk. De reeds vernoemde en te Rode belangrijke ridder Platvoet werd, samen met 12 andere Leuvense notabelen, in december 1379 in het stadhuis gevangen gezet, bewaakt door de schuttersgilde, en vervolgens ter dood veroordeeld. "Als raesende honden" ging men tegen hen tekeer. Uiteindelijk werden ze vermoord. In 1380 sloten de Leuvense geslachten dan ook een soort eedverbond, waarbij ze zwoeren iedereen van de tegenpartij die ze tegenkwamen, af te maken.

Het blijkt dat
Jan Platvoet junior, samen met de reeds bij Horst genoemde Pinnock-familieleden, zich de faam verwierven wreedaardige mensen te zijn geweest die zich na elk misdrijf verschansten in hun onneembare Horst.
Ook Hendrik de Pape en de familie van Dormale, die op Cleerwijc respectievelijk het molenrecht en grondrechten hadden, zijn te Leuven geen onbekenden geweest (Lib. R.S.P. pag. 248).
Hendrik de Pape, van het geslacht Uten Liemingen, was in 1333 meijer van Leuven en werd daarna met menig belangrijk mandaat belast (Boonen, Div.), terwijl van Dormale, uit het geslacht Uten Liemingen en vander Calstren, zowel in de troebelen rond Coutereel als in de stadsverdediging, actief deelnam (lbid.).
Amelrijc Boet nam na Lantwijck bezit der heerlijkheid. In 1443 is Jan Lonijs heer van Cleerwijc. In het Cartularium van Gemp wordt in 1411 een Lonijs van Bouchout als heer van Horst genoemd. Zou onze Jan Lonijs een zoon zijn van deze Lonijs van Bouchout ? Dit lijkt ons niet uitgesloten vermits in de bevestigingsakte van het laathof Cleerbeek door Philips sprake is van de voorouders van Lonijs die de heerlijkheid reeds bezaten.
Tot 1526 moeten we wachten vooraleer met zekerheid een volgende heer van Cleerwijc te kennen: het is Gilles de Busleyden, tegelijkertijd heer van Horst, Rode, Cortelke en Schubbeek, blijkens een document uit het rijksarchief 1525: "Dit sijn de mannen van leen: heren meester Gilles de Busleyden vander Horst, land in Brabant, ende eerste meester vande rekeningen te Bruessele, van sijnen heerlijckheden van Horst, van Roode, Scubbeke ende sijnen laten van Woudert...”
Daaruit blijkt dat Cleerbeek zich voor een deel ook uitstrekte op Houwaart, en dat het niet zozeer meer werd aangezien als grondheerlijkheid, maar wel als zuiver laathof. Nochtans. De algemeen gangbare bewering onder het volk van de streek, dat vroeger op de plaats waar nu het kasteel de Troostembergh staat een gerechtshof bestaan zou hebben, schijnt dus niet helemaal op fantasie te berusten. Er wordt expliciet melding gemaakt van het laathof terwijl Cleerbeek zelf als hoeve gerekend wordt bij de grondheerlijkheid Schubbeek. Dus is er een versmelting geweest van de heerlijkheden en een differentiatie voor het oude Cleerwijc. Het werd een gerechtshof.
Pas in 1776 is ons de volgende heer, of heersers, van Kleerbeek bekend, het is Marie-Jeanne de la Hamayde die als laten en rechtsgeleerden voor haar gerechtshof aanstelt: de advokaten Van den Haecht en Guirina. Tot einde 18 de eeuw zien we dus dat Cleerwijk zijn in 1526 reeds vernoemde functie van gerechtshof bewaard heeft.

Na de Franse revolutie deed dit hof geen rechtspraak meer en dienden de gebouwen als jachtpaviljoen.

De familie de la Hamayde behoorde tot de Leuvense patriciers-tak der Uten Liemingen, en is verwant aan de Troostembergh. Deze familie betrekt nu het fraaie kasteel en het zeer mooie Frans geïnspireerde park.

Bron van deze tekst: Nieuwe bijdragen tot de geschiedenis van Sint-Pieters-Rode, gebaseerd op een onuitgegeven handschrift over St-Pieters-Rode van de hand van E Janssens – 1977 en gepubliceerd op de website van de Werkgroep Familiekunde in Oost-Brabant.
www.actagena.org. (zie ook Links)
De  Werkgroep Familiekunde in Oost-Brabant is een groep ervaren genealogen opgericht door Frans Vandenbosch met als doel het toegankelijk maken van oude genealogische bronnen in het Oost-Brabantse België
.

Tekstvak: Tekstvak:

13

 © a platvoet